Skip to content

Autisme en naar school gaan

Timo is een oud leerling van Studiescool die dagelijks worstelt met zijn autisme. Naar aanleiding van de autismeweek heb ik Timo gevraagd of hij zijn ervaringen wil opschrijven in de vorm van een blogserie. Deze blog is het vervolg op de blog ‘Ik ben Timo en ik heb autisme’ waarin hij schrijft over zijn ervaringen.

Blogsreeks autismeweek:
– blog 1 – Ik heb autisme
– blog 2 – Ik ben Timo en ik heb autisme
– blog 3 – Autisme en naar school gaan
– blog 4 – Therapie voor autisme
– blog 5 – Autisme en een vervolgopleiding

Mijn problematische gedrag zorgde ervoor dat ik veel dingen niet goed kon doen. Leren, mijzelf ontwikkelen en de sociale contacten die ik moest onderhouden werden steeds moeilijker naarmate ik minder controle had over mijn emoties.

Een schooldag met autisme

Eén dag in de klas was een overprikkelde ramp voor mij. Ik illustreer u even mijn perspectief: ‘s ochtends begon het al met het verzamelen op het plein. Honderden kinderen die elk praten, schreeuwen en lawaai maken, verzamelen zich in groepen van ongeveer dertig leerlingen per klas op het plein. Na een zoemer, die luid genoeg was om zich als luchtalarm voor te doen en je trommelvliezen doet rammelen, moesten ze allemaal tegelijkertijd naar binnen. Godzijdank waren er twee ingangen. Getrek en geduw, luid gepraat en hier en daar een misplaatste gil door mijn mede-kleuters, die allemaal rond mij heen lopen – eerder door mij heen proberen te lopen. Wanneer de gang dan eindelijk wat leger is kan ik rustig mijn jas ophangen, een paar keer diep ademhalen en proberen rust te creëren voor mijzelf.

Vervolgens moet ik alle moed verzamelen om de galmend luide klas weer binnen te lopen. Wederom chaos in de klas. De juf is nog niet aanwezig, iedereen praat door elkaar, trekt en duwt terwijl ze een kring maken, stoten tegen mij aan. Ik kijk even rond: kleurplaten, foto’s, een weekrooster en overal tafeltjes die vol liggen met rotzooi, zoals papiertjes die niet weggegooid zijn, pennen, boekjes, ga zo maar door.

Eindelijk zit iedereen op zijn of haar plaats. De juf komt binnen en maant iedereen tot stilte – stilte die de klas nooit langer dan vijf minuten zal volhouden – en begint met de kring. We beginnen met een gebed, daarna zang, vervolgens het weekend rondje en daarna met activiteiten en kleine lessen. Ik ben inmiddels zowat misselijk van de stress, wat één van de minder aardige klasgenoten oppakt – en waar hij dan ook genadeloos op kapitaliseert, met als gevolg dat ik knapte van boosheid, eerst gaat er een schrift door de klas en vervolgens een stoel. De schooldag duurt nu een goede tien minuten – nog zo’n zes uur te gaan en de week is pas net begonnen. Dit ging een jaar of drie, vier zo door, voordat ik werd gediagnosticeerd en overgezet naar het speciaal onderwijs. U kunt zich wel voorstellen dat het moeilijk was andere dingen naast school te doen.

Speciaal onderwijs

Op het speciaal onderwijs zaten alleen kinderen met een ontwikkelingsstoornis zoals die van mij. AD(H)D en Autisme waren de orde van de dag en de manier waarop wij leerden en op die school waren erop aangepast dat wij minder last van prikkels hadden. Dit betekende: veel stilte, minder onruststokende gebeurtenissen, kleinere klassen en per klas één leraar en één assistent. In klassen van veertien kinderen zaten we dan netjes in rijen opgesteld, soms met schotten tussen elkaar zodat er minder afleidingen waren. 

Lessen waren gestructureerd, er werd gefocust op onze persoonlijke ontwikkeling naast schoolprestaties en er was altijd de mogelijkheid om apart in een ruimte te zitten om af te koelen. Deze ruimtes werden de nevenruimten genoemd (ze zaten ook altijd naast een klas). 

Op deze school werden ook met weekkaarten gewerkt. Hierop stonden elke week cijfers die aanduiden hoe het die week was gegaan. Door middel van een beloningssysteem werden we aangemoedigd te werken aan ons gedrag, onze kwaliteiten en knelpunten en om onszelf te verbeteren. Dit ging gepaard met de SoVa (Sociale Vaardigheden) lessen, waar we vaak les kregen in hoe met anderen om te gaan, wat is beleefd, wat moeten we niet doen en wat de gewoonte was. Mede door dit soort lessen leerde ik als het ware wat ‘normaal’ was.

Sociale kompas

Normaal was namelijk altijd een heel raar begrip voor mij. “Wat is normaal?” is een vraag die ik veel te vaak, en soms nog niet vaak genoeg heb gesteld. Ik had geen beschikking tot het sociale kompas wat anderen wel hebben, wat betekende dat ik vaak het voorbeeld van anderen maar moest volgen. U kunt zich de hoeveelheid ongemakkelijke momenten die daaruit volgden wel voorstellen.

Zo hobbelde ik eigenlijk door mijn basisschool-jaren heen. Ik leerde veel, las veel, experimenteerde met verschillende interesses en was nog altijd de einzelgänger die ik eerder ook was. Op dat moment was ik voornamelijk bezig met leren wat autisme voor mij inhoudt en hoe ik ermee kon werken.

Timo

Back To Top